WEDERWAARDIGHEDEN OVER TOCHT VAN ROBERT LOUIS STEVENSON

[IMAGE]


In Le Monastier-sur-Gazeille begint de Schotse schrijver Robert Louis Stevenson, auteur van Treasure Island en The strange case of dr. Jekyll and mr. Hyde, in 1878 aan zijn zwerftocht door de Cévennen. Gescheiden van zijn Amerikaanse geliefde Fanny Osbourne, vertrekt Stevenson naar Frankrijk. De Cévenolse hoogvlakten doen hem sterk aan Schotland denken. Bovendien is hij gefascineerd door de godsdienstoorlog die hier in de 18e eeuw woedde. Hij besluit een voetreis te maken door vier departementen: Haute-Loire, Ardèche, Lozère en Gard. Voor 65 francs en een glas cognac koopt hij van een marskramer een muiskleurige ezelin die hij Modestine noemt. Op haar rug laadt hij een slaapzak, kleding, boeken, een spirituslamp, Bolognese worst in blik, Beaujolais en voor de zekerheid: een revolver en de nieuwste landkaarten. Met een recalcitrante ezelin zet hij koers naar het zuiden.

In Travels with a Donkey in the Cevennes uit 1879 lezen we hoe de schrijver uit Edinburgh moeite heeft om zijn ezelin in beweging te krijgen. Hij moet haar voortdurend slaan met de zweep. En in Ussel bereikt hun haat-liefde verhouding een dieptepunt. Tot leedvermaak van de dorpsbewoners bungelen plotsklaps zadel en bagage onder Modestine's buik. In de avondschemering loopt Stevenson door een desolaat gebied van Ussel naar Le Bouchet-St. Nicolas waar hij opgelucht zijn intrek neemt in de auberge. Een simpele herberg met twee verdiepingen, waarin de keuken en de stal één geheel vormen. De enige slaapkamer deelt de Schot tot zijn verlegenheid met een vatenmaker uit Alès. De herbergier maakte een prikstok voor de schrijver om Modestine tot een flinke draf aan te sporen.

Stevenson eet in Pradelles haastig zijn lunch en daalt langs de begraafplaats af naar Langogne. Bij een stenen brug over de Allier maakt hij een praatje met een meisje dat de koeien naar het veld drijft. De schrijver probeert in het gehucht Fouzillac een gids naar het naburige Cheylard l'Eveque te vinden. De wantrouwige bevolking luistert echter niet naar zijn verzoek en er rest hem niets anders dan te bivakkeren.

Stevenson overnacht één nacht in het Maison de Retraite, de Hôtellerie van het trappistenklooster Notre-Dame des Neiges. Als protestant weerstaat hij met moeite de bekeringsijver van de katholieke monniken. Toch wordt hij gastvrij ontvangen en inspireert de omgeving hem tot het schrijven van gebeden.

De Schot deelt de kleine slaapkamer van de dorpsherberg in Chasserades met vijf spoorwegbeambten. De kamer is zo vol dat hij de volgende dag kiest voor absolute rust en eenzaamheid en zijn eigen kampement bouwt op de flanken van de Mont Lozère.

In 1878 is de weg over de rotsen van de Tarnvallei niet meer dan een zanderige richel waarop Stevenson en Modestine hun tocht naar Florac vervolgen. De inwoners van Florac raden Stevenson aan de nieuwe weg door de Mimentevallei te kiezen. De schrijver wandelt in een zwartgallige bui door het rivierdal. Bij de Mimente slaapt hij tegenover de oude molen van Bouges.

De laatste dag werkt de tengere Schot zijn reisjournaal bij en vertrekt hij pas 's middags uit St. Germain-de-Calberte. Tegen de avond bereikt hij de heuveltop van de St. Pierre (597 m). Na de afdaling naar St. Jean-du-Gard neemt Stevenson zijn intrek in Hotel du Cheval Blanc, waar hij zijn reisgezellin Modestine voor 35 francs verkoopt aan een gepensioneerde legerofficier. De volgende dag neemt hij de diligence naar Alès en zet een punt achter zijn reisverslag.


Lange Afstand Wandelvereniging "VIA-VIA".

Gegenereerd op 01-10-2000 door C.P.J. Aerssens