STADSWANDELING METZ

Metz - Cathédrale St. Etienne

Metz met haar 199.000 inwoners, gelegen in het noordoosten van Frankrijk, is de hoofdstad van Lotharingen en het Departement Moselle. Het stadscentrum ligt op de plek waar de Seille en de Moezel samenstromen. Ongeveer 3000 jaar geleden in het bronzen tijdperk vestigen zich hier de eerste bewoners en ontwikkelt het plaatsje zich in de loop der tijden met de Gallische stam der Mediomatrices tot het aanzienlijke Gallische Divodurum. De Romeinen veroveren er de macht in 52 voor Christus en geven de plaats de naam Divodorum Mediomatricum. Het Gallo-Romeinse Metz wordt één van de voornaamste versterkte steden van Gallië en voorzien van aquaducten. Metz kent in de tweede eeuw na Christus grote economische bloei dankzij de ligging aan diverse grote handelswegen.

Rond 280 is Metz volledig gekerstend en aan het einde van de 3e eeuw vestigt de H. Clement, de eerste bisschop van Metz, zich in de ruïnes van het Romeinse amfitheater. Volgens de legende verslaat hij de draak Graoully. Het monster wordt gezien als een symbool voor de heidenen die de bevolking terroriseert. In 451 lijdt de stad en zijn inwoners door de inval van de Hunnen. Een nieuwe politieke structuur ontwikkelt zich na die dramatische verwoestingen door Atilla en zijn troepen. Metz wordt onderdeel van Austrasië, het oostelijk deel van het Frankische rijk onder de Merovingers. Aan het begin van de 6e eeuw volgt Metz zelfs Reims op als hoofdstad van de Frankische Merovingen. In 751 wordt de laatste Merovingische koning afgezet door Pippijn de Korte en vervolgens wordt Metz één van de favoriete verblijfplaatsen van Karel de Grote. Rond het jaar 1000 wordt Metz onderdeel van het Duitse rijk en wordt bestuurd door een bisschop. Dankzij bisschop Bertram krijgen de inwoners in 1129 het voorrecht een burgemeester te kiezen. Als vrije rijksstad blijft Metz verbonden met het Heilige Roomse Rijk. In de 14e en de 15e eeuw is de welvaart bijzonder hoog dankzij een bloeiende handel en het bankwezen. In die tijd ligt Metz ligt op de grens van de koninkrijken van de Habsburgers en de Valois.

In 1552 lijft de koning van Frankrijk Hendrik II als soeverein vorst van de bisschopssteden Metz, Toul en Verdun in bij Frankrijk. Metz wordt de hoofdstad van de provincie van Drie Bisschoppen en in 1648, aan het einde van de Dertigjarige Oorlog, wordt de toevoeging van Metz aan Frankrijk bevestigd. De stad groeit door bekende vestigingsbouwer Vauban uit tot één van de grootste grensvestigingen van het land, verandert in een garnizoensstad en heeft een belangrijke plaats in het Franse koninkrijk. als grensstad. Gedurende de Frans-Duitse oorlog van 1870-1871 belegeren de Duitsers Metz en wordt door het nieuwe Duitse Rijk bij de Vrede van Frankfurt ingelijfd. Metz is de hoofdstad van Duits Lotharingen van 1871 tot 1919. Na die annexatie blijft de stad groeien, vooral ook omdat veel Duitse immigranten zich er vestigen. Gedurende enkele decennia heeft de stad een Duitstalige meerderheid, omdat ook vele Fransen vertrekken. Opvallend zijn de enorme gebouwen in Neo-Romaanse of Neo-Gotische stijl, die in die Duitse periode zijn gebouwd. In 1918 komt de stad weer in handen van Frankrijk. Maar ook in WOII in 1944 vinden er heftige gevechten plaats maar de stad wordt door het oprukkende Amerikaanse Derde Leger onder leiding van Generaal Patton gespaard van zware verwoestingen.

Nu is Metz een aantrekkelijke stad voor een bezoekje. De stad is voorzien van vele kerken, middeleeuwse huizen en andere historische gebouwen. Zowel het architectonische kader als het grote voetgangersgebied, het water en het vele groen maken wandelen in de oude stad zeer aangenaam.



ROUTEBESCHRIJVING STADSWANDELING METZ

We vertrekken vanaf de Place d’Armes, in het hart van de stad. Dit plein wordt aan de westzijde gedomineerd door de Cathédrale St. Étienne. Aan de noordzijde overziet de fier ogende Maréchal Abraham Fabert (1599-1662), door Lodewijk XIV om zijn militaire verdienste als generaal benoemd tot maarschalk in 1658, vanaf zijn sokkel het grote plein dat tegenover de Chathédrale St. Etienne begrensd wordt door het Hôtel de Ville, tussen 1764 en 1771 gebouwd is door Jacques François Blondel (1705-1774) met een Classicistische voorgevel, en de hoofdwacht, waarin het Office de Tourisme is ondergebracht.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Metz - Place d'Armes
Hier bezoeken we allereerst de Cathédrale St. Étienne. Het bouwwerk is opgetrokken uit de voor Metz zo karakteristieke zachtgele Jaumontsteen. Een Gotische kathedraal, maar zonder het monumentale westfront met twee torens, hét symbool van een Franse kathedraal. Alles wijst hier op het samenvoegen van twee kerken. Het voorste gedeelte was vroeger de Notre-Dame-la-Ronde, een collegiale kerk met hoofdingang aan de Moezelkant met haaks op de as van de Notre-Dame-la-Ronde een bouwwerk uit de Ottoonse tijd: de Dom St. Étienne. De twee kerken werden door een steegje gescheiden. Ondanks samenvoeging in 1328 vormen beide kerken pas sinds 1728 een liturgisch geheel. Om het plein een harmonieus aanzien te geven krijgt de architect -François Blondel (1705-1774) de opdracht om aan de rechter zijgevel van de kerk arcaden vast te bouwen in dezelfde stijl als het stadhuis. De bekende Neogotische bouwmeester Viollet-le-Duc laat die een eeuw later weer afbreken. Ook het voorportaal is uit die tijd. We betreden de kathedraal door het Portail de la Vierge, een Neogotische reconstructie (1885) van het 13e eeuwse portaal.

Binnen doet de kathedraal zijn bijnaam 'Laterne de Dieu', vanwege het vele licht dat door het enorme oppervlak aan gebrandschilderde ramen naar binnen komt, volop eer aan. Het schip is verrassend slank en rijzig en behoort met zijn hoogte van 42 meter tot bijna het hoogste schip van Frankrijk. Het is opvallend hoe zeer het interieur een eenheid vormt, ondanks de stijlveranderingen in de Gotiek die in de loop van drie eeuwen optreden. Wel duidelijk te zien is het verschil tussen de Notre-Dame-la-Ronde en de Dom St. Etienne. Toch zijn het de gebrandschilderde ramen die de grootste schat van de kathedraal vormen. Magistraal is het roosvenster in de zuidwestgevel (eind 14e eeuw) van meester Herman van Münster. In dwarsbeuk, koor, kooromgang en triforium wedijvert Marc Chagall (1887-1985) met glaskunstenaars uit late Gotiek en Renaissance om de aandacht van de kerkbezoeker. Chagalls cyclus (1960-1970) met paradijselijke taferelen is uitgevoerd in mooie tinten geel, rood en blauw. Het glas in lood van Theobald van Lyxheim (1504) in het grote venster van het linker transept staat nog in de Laatgotische traditie. Heel anders is het glaswerk van Valentin Bousch in het rechter transept en het koor, nog geen twintig jaar later ontstaan. De moderne ramen (1957) in de sacramentskapel zijn van Jacques Villon. Opvallend geslaagd is ook het abstracte glas in lood (1960) van Bissière boven de domportalen in de vierde travee van de linker en de rechter zijbeuk.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Cathédrale St. Etienne - Glas-in-lood vensters Marc Chagall(1887-1985)
Als we na ons bezoek aan Cathédrale St. Étienne weer buiten staan op het Place d’Armes, lopen we richting de hoofdwacht, waarin het Office de Tourisme is ondergebracht. Tussen de hoofdwacht en het Hôtel de Ville door hebben we in de Rue du Chanoine zicht op het Musée de la Cour d’Or, ook het Musée d’Art et d’Histoire genoemd. Het is gevestigd in enkele historische gebouwen. De gevel wordt gevormd door de kerk van de Couvent des Petits-Carmes, een geseculiseerd karmelietenklooster uit de 17e eeuw. Sinds 1839 functioneert het voormalige klooster als museum. De ingang bevindt zich aan de Rue du Haut-Poirier. Tijdens een uitbreiding in de jaren dertig zijn resten van Gallo-Romeinse thermen gevonden. Ze zijn onderdeel van het museum evenals het Grenier de Chèvremont. Het laatste vermelde gebouw dateert uit 1457 en diende als de opslagplaats voor het graan van de landheer. Dit bouwwerk met binnenplaats heeft de tand des tijd bijzonder goed doorstaan.

In het museum zijn enkele indrukwekkende archeologische vondsten tentoongesteld. De meeste komen uit Metz of omgeving. Tot de hoogtepunten onder de Romeinse stukken behoort een aan Mithra gewijd altaar en een meer dan tien meter hoog monument voorzien van beeldhouwwerk. Ondergronds zijn de resten van het antieke badhuis te bezichtigen. Iets minder spectaculair zijn de vondsten uit de Merovingische en Karolingische periode. Het hoogtepunt uit de vroege middeleeuwen vormt de kansel uit de Saint-Pierre-aux-Nonnains. Deze stenen afscheiding is versierd met verfijnde reliëfs. De stijl daarvan is beïnvloed door de oudheid, de Germanen en het Oosten. Het Musée de la Cour d’Or biedt ook onderdak aan een afdeling die aan architectuur, toegepaste en decoratieve kunsten gewijd is. Veel van de geëxposeerde voorwerpen zijn afkomstig uit oude niet meer bestaande gebouwen. Zowel Romaanse en Gotische museumstukken uit kerken als overblijfselen uit eeuwenoude burgerlijke huizen zijn tentoongesteld. Tot de geëxposeerde voorwerpen behoren een beschilderd Gotisch plafond uit de 13e eeuw, beeldhouwwerken uit gevels en rijkelijk bewerkte open haarden. De schilderijen op de afdeling beeldende kunst bestaan zowel uit werken van beroemde als vrij onbekende kunstenaars. Tot de bekendere kunstenaars behoren van Dyck, Delacroix, Corot en Moreau. Vooral de 17e en de 18e eeuwse schilderkunst uit Frankrijk en de Nederlanden is goed vertegenwoordigd. Daarnaast is er moderne kunst van de hand van onder meer Vuillard, Dufy, Bazaine en Alechinsky te bewonderen.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Metz - Romeinse vondsten
Vanuit de Rue du Haut Poirier gaan we rechtsaf de Rue de Haut Ste. Croix in, die uitkomt op de Place Ste. Croix, een aardig driehoekig pleintje, dat ongeveer op het hoogste punt van de stad ligt. Dit is de kiemcel van Metz. Links staat het Hôtel de Ia Bulette (eind 14e eeuw), rechts vooraan, op nr 8 een mooi Laat-Gotisch huis, vroeger ook versterkt met trotse torens en kantelen. We lopen langs de linkerkant van het pleintje om vervolgens af te dalen door de Rue de l’Abbé Risse. Aan het eind steken we de Rue des Murs over en dalen dan linksaf via trappen af om uit te komen op de Rue de Ia Basse-Seille. Rechts zien we geslaagde stadsvernieuwing in de Rue des Tanneurs, de voormalige leerlooierwijk. In de jaren '70 en '80 van de vorige eeuw lijkt Metz eindelijk zijn grauwsluier af te werpen. De 'saneringen' zijn minder rigoureus, men is eerder geneigd tot restauratie, gecombineerd met nieuwbouw. Het best geslaagd is die stadsvernieuwing hier aan de Rue des Tanneurs, het oude leerlooierkwartier aan een in 1906 gedempte arm van de Seille, die dwars door de stad loopt. Ooit was het de bedrijvigste straat van de oude, nog altijd sfeervolle wijk Outre-Seille. De nieuwbouw roept herinneringen op aan de oude looiershuizen en de werkplaatsen met hun houten balkons, galerijen en ver overstekende daken.

Aan het eind van de Rue de Ia Basse-Seille steken we de zeer drukke Boulevard Paixhans over en lopen rechtdoor een parkje in. Voor ons zien we een toren. Het is de Tour de la Sorcière, de 'Heksentoren',een overblijfsel van de 13e eeuwse stadsmuur, waarmee de voorstad Outre-Seille binnen de wallen wordt getrokken. De naam van de wijk, Outre-Seille, verwijst naar de oude loop van de rivier, die we terugvinden in de namen van de straten Haute-Seine en Basse-Seille. We gaan hier rechts onder een viaduct door, de resten van de oude stadsmuur volgend. Verderop gaan we door een hek, dan rechts door een poortje om vervolgens links langs de binnenkant van de stadsmuur verder te lopen naar een volgende stadspoort. Zo komen we aan de indrukwekkende Porte des Allemands, de enige middeleeuwse stadspoort die in zijn geheel bewaard gebleven is. De grote bastions aan de oever van de Seille herinneren aan de tijd van de grensconflicten met Duitsland. Hij dankt zijn naam aan een hospitaal van de Duitse Orde dat zich tegenover de Église St. Eucaire in de Rue des Allemands bevond. Het oudste deel van de poort uit de 13e eeuw staat aan de stadskant van de SeilIe. Van de 15e eeuw dateren de brug met de spitsboog en de overwelfde arcadengang en de ronde, torens met kantelen aan de andere oever. Tussen 1525 en 1529 wordt tussen die torens nog eens een driehoekig bolwerk aangebracht. In 1944 tijdens WOII is dit bouwwerk zwaar beschadigd.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Metz - Porte des Allemands
De Rue des Allemands inlopend komen we een de rechterzijde bij de Église St. Eucaire, een kleine Gotische kruisbasiliek uit de 14e-15e eeuw. De grote vieringtoren dateert van de 12e eeuw. Deze kerk is toegewijd aan de bisschop van Trier Eucaire III en bezit een historisch orgel van Cavaillé-Coll uit1902 nog goed behouden en in originele staat. Bij de eerste kruising gaan we linksaf de Rue de Turmel in om aan het eind rechtsaf de Rue de Waid-Billy in te slaan. Deze komt uit op de Rue Mazelle, die we naar links inslaan. Het straatnaambordje vinden we even verderop. We lopen door tot we verderop vinden we aan onze linkerhand, achter een Barok portaal, een sobere Romaans-Gotische kerk betreden. Het is de Église St. Maximin. De apsis en het rechthoekige koor stammen uit het eind van de 12e eeuw met Romaanse bladkapitelen. Zeker geslaagd zijn de moderne glas-in-loodramen (1960) van Jean Cocteau (1889–1963). Vanuit de Rue Mazelle slaan we rechtsaf de Rue St. Etienne in om dan meteen nogmaals naar rechts door een vervallen straatje, de Rue aux Ossons in de drukke Rue Haute Seille terecht te komen. Even naar rechts en dan links over het Place St. Simplice door te steken via de Place St. Louis.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Metz - Église St. Maximin
Het Middeleeuwse Place St. Louis is één van de mooiste pleinen in de stad. Aan een zijde vinden we een gaaf gebleven lange gevelwand van aaneengeschakelde huizen uit de 14e -16e eeuw, geschraagd door stevige steunberen met een arcadegalerij waaronder wisselaars en bankiers kantoor gehouden hebben, een ware blikvanger. Nu vinden we in deze doorlopende bogengallerij winkels en cafés. Op dit plein hebben markten en passiespelen plaatsgevonden. Naar links door de Rue des Huilliers vinden we op de hoek met de Rue Lasalle het portaal dat toegang geeft tot de Église St. Martin, een van de oudste parochiekerken van Metz. Bij de bouw van het portaal is gebruik gemaakt van resten van de Romeinse stadsmuur, die links en rechts zichtbaar zijn. Een opvallend lage narthex uit begin 13e eeuw, rustend op vier Romaanse zuilen, geeft toegang tot een smal schip. Transept en koor dateren van het begin van de 16e eeuw. In het linker transept bevindt zich een waardevol muurgraf uit de 14e eeuw. Het leven van Maria vormt het thema van de glas-in-loodramen in het linker transept (15e eeuw) en in de kapel in de eerste travee van de linker zijbeuk zien we een liggende Madonna met kind(15e eeuw).

Metz - Liggende madonna Église St. Martin
Door de Rue Lasalle komen we uit op de Place St. Martin. Hier gaan we linksaf de Rue St. Gengoulti in. Aan het einde gaan we rechts naar de Place Ste. Glossinde. Hier vinden we de Ancienne Abbaye Ste. Glossinde, die sinds 1802 dienst doet als bisschopsresidentie. Dit 18e eeuwse complex is gebouwd op Romeinse muurresten en op de fundamenten van een van de oudste abdijen van de stad. We nemen de Rue Ste. Glossinde, om aan het eind linksaf de Avenue Robert Schuman op te gaan. De lange, monotone façade van de geniekazerne (1833-1840) aan de overkant markeert de grens van de vroegere Citadel, die de Franse koning Hendrik II na de verovering van de Drie Bisdommen (1552) laat aanleggen. Wantrouwen jegens Duitse keizer en burgerij van Metz zijn de belangrijkste drijfveren. Tot in het recente verleden heeft het militaire bedrijf zijn stempel op dit kwartier gedrukt.

Voor ons staat een stadspoort, de Porte Serpenoise. Dit robuuste Neo-Classicistische bouwwerk uit 1851 rust op de fundamenten van een Romeinse en Middeleeuwse voorganger, de Porte de Scarponne. De merkwaardige torentjes op de vier hoeken zijn oorspronkelijk wachthuisjes op de 17e eeuwse bastions. Als omstreeks 1900 de wallen geslecht worden, komen deze wachthuisjes boven op de namaakpoort terecht. Door de Rue du Gal Gaston bereiken we de Avenue Ney, waar we naar links zicht hebben op het Palais de Gouverneur, een tussen 1902 en 1904 gebouwde paleis dat herinnert aan het Wilhelminische tijdperk: Neo-Renaissance op zijn Duits. Tot 1918 is het hoofdkwartier van het Duitse 16e legerkorps hier gehuisvest. We vervolgen onze stadswandeling door de Rue de Ia Citadelle, die nu naar rechts buigt. Verderop staat rechts het Grenier aux Vivres, het enige gebouw uit de tijd van de bouw van de citadel dat bewaard gebleven is.

Metz - Chapelle des Templiers en Arsenaal
Direct voorbij deze voormalige korenschuur vinden we een kapel, de Chapelle des Templiers. Aan een van de acht zijden van deze Laat-Romaanse kapel uit het eind van de 12e eeuw is een koor met apsis gebouwd. Zeven zijden hebben een klein venster en de achtste zijde geeft toegang tot het vierkante koor met de apsis verlengd. De schilderingen zijn modern, behalve één uit de 14e eeuw in een nis aan de rechterkant. Dit kerktype is uniek in Lotharingen; soortgelijke bouwwerken uit deze stijlperiode zijn overigens in Frankrijk toch heel zeldzaam. Tegenover de Chapelle des Templiers zien we een bijzonder project van moderne architectuur. Het onder Napoléon III opgerichte Arsenaal is door de beroemde Spaanse architect Ricardo Bofill (1939) van een oorspronkelijk militair bouwwerk verbouwd is tot een plaats voor kunstzinnige manifestaties. Er vinden muziekuitvoeringen, dansvoorstellingen en kunsttentoonstellingen plaats. De postmoderne hervorming van het interieur is voorzien van classicistische elementen, zoals zuilen en timpanen.

Naar links komen we bij St. Pierre-aux-Nonnains. Lange tijd wordt gedacht dat dit de oudste kerk van Frankrijk is, waarvan het grondplan en de buitenmuren teruggaan op een basilica uit de 4e eeuw. Dit idee wordt geopperd door de Duitse archeoloog Roesch, die tussen 1942 en 1944 opgravingen doet en in de plattegrond overeenkomsten ziet met de Basilica in Trier. Opgravingen en vondsten in de jaren 1986 en 1987 hebben echter tot de conclusie geleid dat hier in de 4e eeuw waarschijnlijk een badhuis (thermen) heeft gestaan. In het begin van de 7e eeuw wordt het Romeinse gebouw, of wat daar van rest, tot kloosterkerk verbouwd. Van ruim een eeuw later zijn de stenen platen van de zogenaamde 'kansel', een van de oudste kerkelijke inrichtingsstukken van Frankrijk, te zien in de Musée de Ia Cour d'Or. In de Ottoonse tijd, 10e eeuw, wordt de kansel afgebroken en de tot dan toe waarschijnlijk eenbeukige ruimte verbouwd tot een basiliek met twee zijbeuken. De Romeinse muren aan de lengtezijde worden daarbij verlaagd. In de kerk verrijzen arcaden op dikke vierkante pijlers, waarop de lichtbeuk wordt gebouwd. Aan de voorgevel wordt een narthex van twee verdiepingen vast gebouwd, die later, in de Romaanse tijd, weer wordt gesloopt, vandaar die merkwaardige façade met die afgebrokkelde muren aan weerszijden en die dichtgemetselde arcaden. De bovenste vier bogen vormen de opening van de nonnenbalustrade (op de eerste verdieping van de narthex) naar het schip. De twee paar gekoppelde rondboogvensters in de middelste arcaden zijn een Romaanse toevoeging van ruim een eeuw later. De ronde zuilen die in het schip tegen de vierkante pijlers aanstaan, worden daar in de 15e eeuw neergezet ter ondersteuning van de Gotische kruisribgewelven die dan worden aangebracht. Alleen in de zuidelijke zijbeuk zijn die gewelven nog intact.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Metz - St. Pierre-aux-Nonnains
In de 16e eeuw komt de St. Pierre-aux-Nonnains binnen de citadel te liggen. Het militaire bedrijf heeft het gebouw in de loop der eeuwen nogal verminkt. Er worden drie verdiepingen in aangebracht, waarvan de bovenste onder meer dienst doet als militair postduivenstation, en het grootste stuk van de lichtbeuk wordt afgebroken. Die is er pas bij de allerlaatste restauratie in de jaren 1980 weer bovenop gezet. Daarbij heeft men dus de Ottoonse kerk uit de 10e eeuw als uitgangspunt genomen, maar wel met gepaste eerbied voor oudere en jongere onderdelen van het gebouw. Voor de kerk staat een rest van de Romeinse stadsmuur uit de 3e eeuw. Links van de kerk vinden we resten van de Middeleeuwse kruisgang, deels uit de 13e, deels uit de 15e eeuw.

Rechtdoor lopend komen we via een trap op de Esplanade. Deze grote ruimte is ontstaan als in de jaren 1790 de noordelijke bastions van de citadel worden geslecht en de gracht gedempt. Zo ontstaat er ruimte voor de Place de Ia Republique (1801), met westelijk daarvan een ruim wandelpark tot aan een dode arm van de Moezel. In het park bevinden zich standbeelden van maarschalk Ney en van de 19de eeuwse dichter Paul Verlaine (1844-1896). Aan de overzijde van de rivier zien we de heuvels van de Côtes de Moselle, waaronder de Colline St. Quentin. Voor ons, aan de noordkant van de Esplanade, staat het gerechtsgebouw. Dit Palais de Justice wordt in 1776 gebouwd als Palais de Gouverneur, symbool van het Franse gezag in de Drie Bisdommen. Voor dit Palais de Justice vinden we een sculptuur van een bronzen paard. We steken hier de Rue Winston Churchill over en lopen naar rechts tot op de hoek met de Rue des Clecs. Hier staat het grootwarenhuis Galleries Lafayette met op de bovenste verdieping een modern en kleurrijk restaurant. We wandelen door de drukke winkelstaat Rue des Clecs met enkele opvallende winkelpanden en gevels tot aan Rue du Palais waar we linksaf slaan. Op de hoek met de Rue de la Nexirue staat een indrukwekkend bouwwerk dat tussen 1910 en 1913 tijdens de Duitse periode gebouwd is onder de Duitse architect Rudolf Dirr. Oorspronkelijk is het een groot warenhuis in imposante mengeling van Neo-Classisistische en Barokke stijl met zuilen en “Putti” in de traditie van de grote warenhuizen uit de 19e eeuw . Nu zijn er bioscoopzalen ondergebracht.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Metz - Geveldetail Rue du Palais
De Rue du Palais gaat over in de Rue de la Pierre Hardie en zo komen we aan de Moezel op de Quai P. Vautrin. Daar gaan we rechtsaf langs de oever. Naar links hebben we zicht op de Moyen Pont en rechts voor ons, op een spits toelopende punt van een eiland in de Moezel, zien we de Temple Protestant. Dit is de Neo-Romaanse tegenhanger van de Cathédrale St. Etienne. Bij de inwijding in 1904 is keizer Wilhelm II persoonlijk aanwezig. Bij de volgende brug ligt aan de overzijde van de Moezel het Théâtre met de Place de Ia Comédie, een mooi plein met een klaterende fontein. Wij houden hier rechts aan en staan dan langs de Place St. Etienne terug bij de Cathédrale St. Etienne en de Place d’Armes, waar we onze stadswandeling begonnen zijn.

Het buiten deze route gelegen Gare Centrale van Metz verdient ook een bezoekje. Het is een typisch voorbeeld van het Wilhelminische tijdperk. In, op en om het in 1908 gebouwde Hauptbahnhof komt overduidelijk de voorliefde van Kaiser Wilhelm II (1859-1941) voor het Romaans naar voren. Het gebouwencomplex bezwijkt bijna onder de bedoelde en onbedoelde, uitgesproken en verzwegen symboliek. De Berlijnse architect Jürgen Kröger (1856-1928) heeft in zijn ontwerp vooral de onderlinge verbondenheid van de verschillende standen en klassen onder de heerschappij van de Duitse keizer tot uitdrukking willen brengen. Voor de Fransgezinde bevolking van Metz is dit station, alle verheven symboliek ten spijt, het zinnebeeld van de lompheid van de Duitse overheersing, een staaltje van brutaal militair machtsvertoon. Indeling en afmetingen van het nieuwe Hauptbahnhof zijn berekend op het verwerken van grote hoeveelheden troepen en materieel. Het stratenpatroon van het nieuwe stadsdeel maakt een snelle troepenverplaatsing mogelijk van het station via de brede Kaiser Wilhelm Ring, nu Avenue Foch, naar de kazernes en de forten die tezelfdertijd in een brede gordel ten noorden, westen en zuiden van de stad zijn aangelegd.

Metz - Gare Centrale
De voorgevel van de vertrekhal, links van de toren, roept sterke associaties op met de dwarsbeuk van een Romaanse kerk. Op de grote booglijst hebben representanten van zeer uiteenlopende beroepsgroepen een plaatsje gekregen. Ze onderstrepen de sociale functie van het station als de ontmoetingsplaats bij uitstek van reizigers uit alle rangen en standen. De ontwikkeling van het transportwezen van diligence tot zeppelin (toentertijd Duitslands trots op het gebied van vervoerstechniek) is op de twee kapitelen rechts van de ingang in beeld gebracht. De martiale figuur daar rechts boven, in een nis op de hoek van de grote toren, moet Roeland voorstellen, de krijgsmakker van Karel de Grote in diens strijd tegen de Saracenen. Zijn beeltenis geldt als symbool van de keizerlijke bescherming die de vrije rijkssteden in de Middeleeuwen genieten. Oorspronkelijk is het schild getooid met de Pruisische adelaar, en heeft 'Roland' de gelaatstrekken van Gottlieb Graf von Haeseler(1836-1919), de Duitse bevelhebber van Metz tussen 1890 en 1903. Na de vrede van Versailles komt het wapen van Metz op het schild terecht, en krijgt de figuur het gehelmde en besnorde hoofd van een anonieme 'Middeleeuwse krijger'. Voor het ontwerp van de vleugel rechts van de toren heeft de keizerlijke palts in Goslar (11e eeuw) als voorbeeld gediend. De moderne glazen uitbouw van de stationsrestauratie heeft meerweg van een aquarium.

Charles Aerssens

Deze wandeling is met de grootst mogelijke zorg samengesteld. Maar ten aanzien van wijzigingen of onvolledigheden in de tekst kan geen aansprakelijkheid worden aanvaard.

GIDSEN:

- Capitool Reisgidsen: Frankrijk, ISBN 90-410-1806-9
- ANWB Gouden Serie: Vogezen - Elzas - Lotharingen, St. van Schuppen, ISBN 90-18-01387-0
- Michelin Guide de Tourisme: Vosges - Lorraine - Alsace



Lange Afstand Wandelvereniging "VIA-VIA".

Gegenereerd op 16-01-2008 door C.P.J. Aerssens