STADSWANDELING LILLE

© L.A.W.V.VIA-VIA
Lille - Place Mitterand met bloemensculpture van de Japanse kunstenaar Yayoi Kusaman

Door de titel “Culturele Hoofdstad 2004” heeft Lille als hoofdstad van de regio Nord-Pas de Calais en van het departement Nord, de erkenning gekregen, die het verdient. Niet meer het imago van een grauwe industriestad en maar een cultuurstad en Europese metropool. Het stadscentrum, waar de pleinen worden omzoomd door prachtig gerestaureerde 17e en 18e eeuwse panden, heeft Franse allure en Vlaamse sfeer en het is aangenaam toeven in de met kinderkopjes geplaveide straatjes van Vieux Lille. Hier bruist het Vlaamse en Bourgondische verleden van de stad in de vele cafés en restaurants.

Lille is pas sinds 1668 een Franse stad. Het maakte achtereenvolgens deel uit van het graafschap Vlaanderen, het hertogdom Bourgondië en het Habsburgse Rijk. Ontstaan in de 11e eeuw op een eilandje tussen twee armen van de rivier de DeûIe als een versterking van de graven van Vlaanderen, ontwikkelt het zich tot een marktplaats die uitgroeit tot een belangrijk centrum voor de lakenhandel, gelegen aan de handelsroute tussen Champagne en Vlaanderen. Het wordt gedurende de 13e eeuw een aantal keren belegerd door Franse troepen. Lille wordt in 1369 Bourgondisch en dit is het begin van een bloeiperiode. Door het huwelijk van Maria van Bourgondië met Maximiliaan van Oostenrijk in 1477 maakt Lille deel uit van het Habsburgse Rijk en behoort onder keizer Karel V tot de Spaanse Nederlanden. De godsdienstoorlogen van de 16e eeuw Iaten Lille niet onberoerd. Er wordt geplunderd en vernield, waardoor de handel nalaat . Gelukkig komt de stad in de eerste helft van de 17e eeuw in rustiger vaarwater. Maar op 28 augustus 1667 trekt de Zonnekoning, Lodewijk XIV, na een beleg van tien dagen de stad binnen, en wordt Lille een jaar later door Verdrag van Aken een Franse stad. Lodewijk XIV geeft zijn bouwmeester Vauban opdracht Lille te versterken met een nieuwe citadel.

Even nog wordt de stad ingenomen door de Hollanders tijdens de Spaanse Successieoorlog. Maar bij het Verdrag van Utrecht (1713) wordt Lille definitief Frans. De Franse Revolutie laat zijn sporen na en in de 19e eeuw krijgt de Industriële Revolutie de stad in haar greep, een zwarte bladzijde uit de stadsgeschiede. Die industrialisatie doet een proletariaat ontstaan dat onder erbarmelijke leefomstandigheden en tegen een hongerloon de fabrieken wordt ingedreven. De beide wereldoorlogen brengen nog meer ellende en rampspoed. Gelukkig raakt vanaf de jaren '60 de economische en urbanistische ontwikkeling van Lille in een stroomversnelling. Oude panden worden gerestaureerd, wijken gerenoveerd en er verrijst zelfs een hele nieuwe stad, Villeneuve-d'Ascq. Deze stadsontwikkeling zet zich voort in de jaren '90 met de aansluiting op het TGV-Net en de voltooiing van het onder supervisie van de Nederlandse architect Rem Koolhaas ontworpen project Euralille, dat naast het TGV-station ook kantoren en winkels omvat.



ROUTEBESCHRIJVING STADSWANDELING LILLE

© L.A.W.V.VIA-VIA
Lille - Vieille Bourge
Voor deze stadswandeling vertrekken we vanaf het Place du Général de Gaulle, het kloppende hart van Lille. Dit plein, de vroegere Grand'Place, is genoemd naar de in 1890 in Lille geboren Charles de Gaulle en is dé ontmoetingsplek van de “Lillois” omgeven door terrassen, die zich bij het eerste straaltje zon vullen. Deze Grand'Place is in de Middeleeuwen ontstaan op het kruispunt van de grote markten tussen het noorden en het zuiden. Hier is vanuit de barokke Vieille Bourse (1652-1653) handel gedreven. Het is zonder twijfel het mooiste monument en een prachtig symbool van de stad, ontworpen door Julien Destrez. Kariatiden, guirlandes, vruchten, cartouches en pilasters bekoren door de grote verscheidenheid aan versiering en kleur in de stijl van de Vlaamse Renaissance. En toch bestaat dit gebouw met zijn ogenschijnlijke eenheid in werkelijkheid uit 24 kleine handelshuisjes, geplaatst tegen een galerij met een binnenplein. Vier ingangen zijn versierd met de Leeuw van Vlaanderen en geven toegang tot een kleine bloemen- en tweede handsboekenmarkt. Een klokkentoren bekroond met een vergulde Mercurius domineert het geheel. Dankzij een mecenas heeft de Vieille Bourse in 1995 al haar luister teruggekregen. De minste zonnestralen zijn voldoende om glans te geven aan Koning Midas, aan Bacchus en aan de Pomonen die beladen zijn met vruchten en guirlandes.

Het ruime plein wordt gedomineerd door vier vrouwen. De eerste siert de opvallende zuil midden op het plein, de Colonne de Ia Déesse. La Déesse, de Godin die in het midden van het plein op haar sokkel staat, herinnert aan het beleg van Lille door de Oostenrijkers in 1792. In de rechterhand houdt de godin een bout-feu of lontstok, die wordt gebruikt om de lont van de kannonen te ontsteken. Haar linkerhand wijst naar de inscriptie op de sokkel: het moedige antwoord van de burgemeester André die weigert om zijn stad over te geven. De zuil is door de architect Charles Benvignat (1805-1877) ontworpen en in 1845 onthuld. De beeldhouwer Théophile Bra (1797-1863) uit Douai, ook bekend om zijn twee bas-reliëfs op de Arc de Triomphe in Parijs, vervaardigde het beeld van de godin.

Aan de zuidkant bekronen drie andere vrouwen de trapgevel van het dagblad Voix du Nord (1932) van architect Albert Laprade (1883-1978). Het is een Art-Deco gebouw, volledig opgebouwd uit gewapend beton, maar toch met een Vlaamse trapgevel. Bovenaan staan drie vergulde gratiën, die vertegenwoordigen de drie provincies van de streek. Links Artois, in het midden staat Vlaanderen en rechts Henegouwen. Vroeger stond hier het huis van de koninklijke wachters. Er naast elkaar het 18e eeuwse gebouw van La Grand'Garde met zijn imposante trappen. Het is gebouwd in 1717 en een perfect voorbeeld van klassieke architectuur, dat tegenwoordig onderdak biedt aan het Théâtre du Nord. In de driehoekige Tympaan herkennen we overigens een zon, het symbool van Lodewijk XIV, en aan weerskanten de wapenschilden van Frankrijk en Lille.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Lille - Vieille Bourge aan Rue des Manneliers
Vanaf de Place du Général de Gaulle voorbij de Vieille Bourse lopen we de Rue des Manneliers (mandemakers) in langs de Jugendstil gevel van La Cloche d’Or. We komen uit op de Place du Théâtre, die een overdaad biedt aan uitzonderlijke architectuur. Zo zien we aan de achterzijde van de Vieille Bourse de Opéra. Hier stond ooit het Théâtre Lequeux, in 1785 gebouwd door de architect Michel Lequeux maar in 1903 afgebrand. Dit majestueuze complex is gebouwd tussen 1907 en 1923 in neo-classisistische stijl met een Italiaanse zaal, door architect Luis Cordonnier (1854-1940) en draagt boven op de gevel Apollo omringd door de Muzen, een haut-reliëf van Hippolyte Lefébre (1863-1935). Er naast ligt Chambre de Commerce, een instituut in 1701 door Lodewijk XIV in het leven geroepen, met zijn 76 meter hoge Belfort gebouwd in Vlaamse Neogotische stijl. Dit gebouw is ook van de hand van architect Luis Cordonnier (1854-1940) en stamt uit 1907-1914. Beide gebouwen omgeven de Boulevard Carnot, die aangelegd is in 1903 om Lille met Roubaix en Tourcoing te verbinden.

We wandelen voorbij de Chambre de Commerce en zien aan onze linker zijde, rechts van de Vieille Bourse, de Rang du Beauregard, een rij identieke 17e eeuwse huizen. Het was de wens van de stadsbestuur van Lille in 1674 om een rij woningen te bouwen in dezelfde stijl als die van de Vieille Bourse met de bedoeling was een zekere homogeniteit te creëren in bouwstijl rond de inmiddels verdwenen Église Saint-Etienne. Alle huizen hebben drie verdiepingen en dragen dakkapellen. Alleen de gebruikte steensoorten wijken af van die van de Beurs. De huizen van de Rang du Beauregard zijn een typisch voorbeeld van het versmelten van de Franse 17e eeuwse met de regionale stijl, alleen de details verschillen in versiering en kleur. De middelste steunpilaren gaan verticaal de hoogte in en eindigen met engelenhoofdjes omgeven door medaillons. Om de hoek in de Rue de la Bourse hebben de kooplieden in 1667 gekozen voor een versiering van mollige kinderen. Uit steen gehouwen maskers boven de ramen van de eerste verdieping verdienen het om in detail bekeken te worden: wenkbrauwen, grijnzende monden onder enorme snorren, gehouwen uit dikke stenen voetringen. Al deze gevels dragen nog steeds na twee eeuwen de de inslagen te zien van kannonskogels, die dateren uit de tijd van de belegering in 1792 door de Oostenrijkse troepen.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Lille - Gevelversiering Rue de la Bourse
Door de Rue de la Grande-Chaussée lopen we Vieux Lille binnen. Het is een zeer charmant gedeelte van Lille met prachtig opgeknapte oude pandjes en smalle, met kinderkopjes geplaveide straten. Opvallend is een mooi uithangbord in de vorm van een ijzeren arm, bevestigd aan het balkon van een hoekhuis. Dit is een van de elegantste straten van de stad, die al in de Middeleeuwen een belangrijke toegang was tot de Grand’Place. Het merendeel van de huizen is in de 18e eeuw herbouwd. De verdiepingen worden versierd met balkons van smeedijzer, wat kenmerkend is voor de verfijning van de huizen van de gegoede burgerij. Op nummer 20 en 26 verbleef de beroemde Graaf d’Artagnan, gouverneur van Vlaanderen, voordat hij deelnam aan het beleg van Maastricht, waar hij in 1673 de dood vindt.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Lille - l’Huîtrière in de Rue des Chats Bossus
We bereiken de Rue des Chats Bossus en zien al van verre zien we een van de mooiste viswinkel-restaurants van Frankrijk: l’Huîtrière. Het interieur is helemaal versierd met gemarmerde zandsteentegeltjes in geel en blauw en een schitterde zeemozaïek van de Bretonse kunstenaar Mathurin Mehaut. Deze onvervalste Art Decoversiering dateert uit 1928. Een ander opvallend pand is nummer 23. Het is een mooi voorbeeld van de dubbele perceelverdeling deze twee huizen (1644), waarvan de een uitkomt op de straat, de ander op een oud kanaal, zoals vaak gebruikelijk is in deze wijk. We komen uit op het Place du Lion d’Or en lopen nog even door naar de Place Louise Bettignies. Dit pleintje is vernoemd naar Louise de Bettignies (1880-1918), een van de belangrijkste personen in het Franse verzet tijdens WOI. Ze is door de Engelse inlichtingendienst benaderd om spionagediensten te verlenen onder de verzetsnaam Alice Dubois. Zo helpt ze Engelsen te ontsnappen en speelt inlichtingen door over de op handen zijnde aanval van het Duitse leger in de sector van Verdun. In 1915 wordt ze door de Duitsers opgepakt in Froyennes bij Tournai en op 16 maart 1916 ter dood veroordeeld, wat later wordt omgezet in levenslang. In haar cel in Siegburg loopt ze een longontsteking op en bezwijkt hieraan op 17 september 1918 in Keulen. De stad Lille richt voor haar ter nagedachtenis in 1927 een monument op met de tekst : ”À Louise de Bettignies et aux femmes héroïques des pays envahis”.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Lille - Oude gevelsteen Hospice Comtesse in de Rue de la Monnaie
Aan het einde van de Place Louise Bettignies kijken we uit op de Avenue du Peuple Belge, waar tot 1936 de haven van Lille was. We lopen terug en slaan naar rechts de Rue de la Monnaie in. We zijn hier in het oudste deel van de stad, het Îlot Comtesse, eigenlijk het oude castrum, hoofdplaats van de Graven van Vlaanderen. Het vormt een aangenaam geheel van huizen die dateren uit eind 17e eeuw en begin 18e eeuw. De Rue de la Monnaie heeft zijn naam te danken aan het herenhuis van de muntmakerij die hier in 1685 werden gebouwd. Op nummer 12 vinden we een huis met een trapgevel. Verderop in de straat zijn de imposante voorgevel en monumentale hoofdingang(1649) te zien die leiden naar het Hospice Comtesse, gesticht in 1237 door Johanna van Constantinopel, gravin van Vlaanderen, en oorspronkelijk één van de belangrijkste hospitalen van de stad. De oorspronkelijke gebouwen zijn verdwenen door een brand in 1468, van deze 'nieuwe' gebouwen blijven na een tweede brand, in 1649, nog enkel de ziekenzaal en de begane grond van het gemeenschapsgebouw over. Nu is het omgebouwd tot museum. In de keuken vinden we honderden tegels, nabootsingen van het beroemde Delfts Blauw en de slaapzaal van de nonnen hangen schilderijen van Hollandse en Vlaamse meesters: Frans Hals (1583-1666), Jan Steen (1626-1679), Alexander van Bredael (1663-1720). De eetzaal pronkt met uitbundig gebeeldhouwde Antwerpse meubelen.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Lille - Cathedrale Notre Dame de la Treille met rozetvenster van Ladislas Kijno
Op nummer 61 zien we het Ancien Hôtel du Juge-Garde des Monnaies uit 1772, gebouwd in de vorm van een L en met een klassieke gevel, stallen en een gewelfde kelder. Oorspronkelijk stamt het gebouw uit de 12e eeuw, toen het de woning was van de burgemeester. Onder Lodewijk XIV wordt het Hôtel des Monnaies, muntmakerij en woning van de muntmeester. Nu is er het Restaurant l’Assiette du Marché gevestigd, maar behouden is het rijke verleden. Aan het einde van de straat zien we hoge toren van het Palais de Justice. Maar wij keren naar rechts door de Rue au Peterinck terug naar het centrum. Dit straatje is omzoomd met een rij huisjes, waar vroeger in de 18e eeuw wevers woonden. De begane grond dient voor de handel, de tussenverdieping is voor de arbeider en het weefgetouw. Plotseling staan we op de Place aux Oignons. Het pleintje heeft helemaal niets met uien te maken. Ognions is een toespeling op de oude wachttoren (donjon) die hier in de 11e eeuw stond en waar de oude wallen op uitliepen. Een klein steegje, de Rue des Vieux-Murs, gaat van de Place aux Oignons naar de Cathedrale Notre Dame de la Treille.

Cathedrale Notre Dame de la Treille is sinds 1270 de vereerde beschermheilige van de inwoners van Lille. Deze Neo-Gotische kerk, waarvan de eerste steen gelegd wordt in 1854, is nooit helemaal afgewerkt. Ze doet dienst als basiliek tot 1914, het jaar dat ze als kathedraal wordt ingewijd. Begin jaren '90 beslist men de westelijke façade af te werken. De werken worden uitgevoerd door de firma Eiffel en zijn voltooid in 1999. De voorgevel bestaat grotendeels uit lichtdoorlatende marmeren platen. De moderne sobere façade heeft een boog die bijna de hele hoogte in beslag neemt, en het mooie roosvenster met een afbeelding van de Verrijzenis is van de hedendaagse, in Polen geboren kunstenaar Ladislas Kijno. Het bronzen portaal is het laatste werk van beeldhouwer Georges Jeanclos (1933-1997). In de krypte onder de kathedraal is het 'Centre d'Art Sacré' ondergebracht, een ruimte met een permanente tentoonstelling over hedendaagse religieuze kunst.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Lille - Loge van de Vrijmetselarij in de Rue Thiers
De kerk neemt sinds de 19e eeuw een gevoelige plaats in, want hier bevond zich, omgeven door water en misschien op een feodale terp, de eerste donjon van de graven van Vlaanderen. Wij gaan via de Rue du Cirque rechtsaf de Rue Basse in en komen we uit bij de Rue Lepelletier. We lopen deze straat in tot op de hoek van de Rue du Curé Saint Etienne wordt de muur versierd door een schitterend klein bas-reliëf met het offer van Abraham. Drie steegjes Rue Saint Etienne, Rue Débris Saint Etienne en de Rue Curé Saint Etienne herinneren door hun naam aan de voormalige Gotische Église Saint Etienne die tijdens het beleg van 1792 is verwoest: We lopen terug naar de Rue Basse en slaan linksaf tot aan de Rue Esquermoise. Hier op het de kruising kijken we aan de overzijde de Rue Thiers is en worden aangetrokken door een opvallende gevel, “une façade mystérieuse”. Dit merkwaardige Neo-Egyptische bouwwerk (1914) is van de hand van de uit Lille afkomstige architect Albert Baert (1863-1951). Hier is de loge van de Vrijmetselarij gevestigd. De blinde gevel wordt gedragen door een geometrisch fries en een galerij met Ionische zuilen. Onder worden de bakstenen onderbroken door terugliggende deuren en ramen, waarvan sommigen op straatniveau. Boven de galerij op de blinde gevel is een indrukwekkend bas-reliëf. Het stelt een liggende sfinx voor en een vrouw met spiegel met op de achtergrond een piramide die afsteekt tegen de gouden zonnestralen.

We lopen de Rue Esquermoise in naar links, richting centrum. We zijn hier in de drukke winkelstraat en je wordt als het ware gezogen naar de andere smalle straatjes, van de ene exclusieve winkel naar de andere luxe boetiek. Verderop in de Rue Esquermoise op nummer 25/27 bevindt zich de tempel der zoetigheden: Banketbakkerij Meert, die de oudste banketbakker is van Lille (1761). Koperen lijstwerken en gietijzeren balkons helpen ons begrijpen van de betekenis van het woord bonbonnière. Voor we terug gaan naar de Place du Général de Gaulle werpen we nog een laatste blijk op een schitterende voorbeeld uit de Franse Renaissance, het Hôtel de Beaurepaire (1572) in de Rue Saint Etienne. Dit pand heeft dienst gedaan als herberg op de pelgrimsroute naar St. Jacobus in Santiago de Compostella. We lopen nu opnieuw over het centrale plein van Lille, Place du Général de Gaulle, en gaan aan de zuidzijde de Rue du Palais Rihour in, een voetgangersdomein langs caféterrassen met aan weerszijden 17e eeuwse huizen. De huizen met de even nummers zijn smalle huizen met overwegend decoratieve gevels. De huizen aan de overzijde met oneven nummers zijn rond 1733 gebouwd en hebben eerder een sobere Classicistische stijl. We staan meteen op de Place Rihour met zijn centraal op het plein gelegen de glazen piramide van het metrostation Rihour. Aan dit plein ligt aan het Palais Rihour, een overblijfsel uit de tijd van de Hertogen van Bourgondië. We zien er ook het grote monument voor de gevallenen in beide wereldoorlogen.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Lille - Gewelven in de kapel Palais Rihour
Dit Palais Rihour is in de jaren 1453-1473 gebouwd in opdracht van de Bourgondische Hertog Filips de Goede en het duurt maar liefst twintig jaar alvorens het door zijn zoon Karel de Stoute voltooid wordt. Van het Laat-Gotische gebouw zijn slechts delen bewaard gebleven. Sinds de 17e eeuw onder de Spaanse bezetters doet het dienst als stadhuis en in de 19e eeuw wordt het sterk gewijzigd. De brand van 23 april 1916 wordt het monument fataal en richt grote schade aan, het wordt nauwkeurig gerestaureerd. Alleen de kapel en de eretrap van Filips de Goede blijft volledig intact. Deze oude monumentale trap in de toren loopt tot de eerste etage waar zich de voormalige kapel bevindt, een prachtig voorbeeld van de flamboyante Gotische bouwkunst met gekrulde bogen, pinakels op de contreforts en rondelen en de hoge ramen met stenen klaverbladvormige omlijstingen. Ook het gewelf is opvallend. De immense conclaafzaal heeft nissen met de wapens van de hertogen van Bourgondië. Een zware deur leidt naar de sacristie, die verlicht wordt door pas gerestaureerde oude glas-in-loodramen. Op de begane grond is in de “Salle des Gardes”, de vroegere wachtzaal, de toeristische dienst van de stad gevestigd. Aan de buitenzijde valt het achthoekige, uit rode baksteen opgetrokken torentje op.

Vanaf de Place Rihour, waar cafés, restaurants en terrasjes het straatbeeld vormen, voert de route ons door de Rue de la Vieille Comédie, waar op 25 april 1741 Voltaire in een zaal nog redelijk ongestoord zijn toneelstuk "Mahomet, ou le fanatisme" voor het eerst kan opvoeren. Maar dit stuk is na enige opvoeringen verboden, omdat de geestelijkheid ziet dat Voltaire via Mohammed kritiek levert op het christendom. We zijn nu in de Rue de Béthune, een van de belangrijkste winkelstraten van Lille en wandelen naar rechts. Door het voetgangersdomein met winkels zover het oog reikt, en over het Place de Béthune komen we aan de Place Richebé. Hier staat het standbeeld Léon César Faidherbe (1818-1889). Geboren te Lille wordt artillerieofficier te Metz en dient later in Algerije, Guadeloupe en Senegal. Gouverneur van de Franse kolonie Senegal is hij van 1854 tot 1861 en van 1863 tot 1865. Hij is medeverantwoordelijk voor de aanleg van de spoorweglijn Dakar-Niger. Tijdens de Frans-Duitse oorlog (1870-1871) staat hij met Léon Gambetta aan het hoofd van de Noordelijke troepen, bestaande uit 45.000 manschappen. Ze behalen ondermeer overwinningen te Bapaume en te Pont-Noyelles. Na de oorlog leidt Léon César Faidherbe een wetenschappelijke expeditie naar Egypte en wordt in 1880 benoemd tot 'Grand-Chancelier' in het Légion d'Honneur.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Lille - Place Richebé met standbeeld Léon César Faidherbe (1818-1889)
De Place Richebé grenst direct aan de Place de la Republique. Aan de westzijde van het plein staat de Préfecture en aan de oostzijde bevindt zich het Musée des Beaux-Arts met ervoor een fontein met bijzondere beeldengroep van de Belgische beeldhouwer Eugène Dodeigne, die is bekend om zijn ruwgehakte en weinig gedetailleerde figuren. Het Palais des Beaux-Arts bezit na het Louvre in Parijs de grootste kunstcollectie in Frankrijk. Het majestueuze laat-negentiende eeuwse paleis is in de jaren '90 van de 20e eeuw ingrijpend gerestaureerd. Zo is er aan de achterzijde is een glazen wand aangebracht die het gebouw reflecteert om de oorspronkelijke plannen van het museum te suggereren, met een symmetrische tegenhanger van het huidige gebouw. Dit moderne, glazen gebouw biedt onderdak aan het restaurant, het prentenkabinet en de administratieve diensten.

De kunstcollectie wordt in het Palais des Beaux-Arts op verschillende verdiepingen tentoongesteld. In de gewelfde kelders is de presentatie van zorgvuldig geselecteerde schilderijen en objecten uit de Middeleeuwen en de Renaissance fraai en sfeervol. Tot de hoogtepunten behoren een 12e eeuws verguld koperen wijwatervat uit de Maasvallei, een in St. Omer vervaardigd ivoren beeldje van “De oude man” uit de Apocalyps (1100), twee panelen van een drieluik Paradijs en Hel (15e eeuws) van Dirck Bouts en een marmeren bas-reliëf het banket van Herodes (1435) van Donatello.

Op de begane grond zijn de afdelingen beeldhouwkunst en keramiek ondergebracht. Vooral het levensgrote ruiterstandbeeld van Le Chevalier Errant, een werk van Emmanuel Frémiet (1824-1910) uit 1878, valt op. Ook fraai is het borstbeeld van Madame Louise de Massari door Camille Claudel (1864-1943) (1885). De collectie keramiek bevat hoofdzakelijk in Frankrijk gemaakte voorwerpen, maar bijvoorbeeld ook Delfts blauw, majolica uit Italie en Chinees porselein.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Lille - Palais des Beaux Arts, detail kruisafneming door Peter Paul Rubens (1617)
Op de eerste verdieping zien we Franse, Vlaamse, Hollandse, Italiaanse en Spaanse meesters uit de 16e tot de 19e eeuw, alsmede werk van de impressionisten en moderne kunst. Grote namen zijn er volop vertegenwoordigd: onder de 17e eeuwse meesters vindt u Peter Paul Rubens (1577-1640), Jacob Jordaens (1593-1678), Antoon van Dyck (1599-1641), Jacob van Ruysdael (1628-1682) en Jan van Goyen (1596-1656). Uit de 18e eeuw is bijvoorbeeld werk te zien van de Franse schilders Jacques Louis David (1748-1825) en Ferdinand Victor Eugène Delacroix (1798–1863). Order de Italianen en Spanjaarden vinden we doeken van Paolo Veronese (1528-1588), Tintoretto (1518-1594), El Greco (1541-1614), en Francisco Goya (1746-1828). De impressionisten worden vertegenwoordigd door Gustave Courbet (1819-1877), Pierre-Auguste Renoir (1841-1919) en Claude Monet (1840-1926) en bij de moderne kunst hangt werk van Pablo Picasso (1881-1973).

© L.A.W.V.VIA-VIA
Lille - Église St. Maurice De vlucht naar Egypte (1697) van Jacques van Oost (1639-1713)
Vanaf de Place de la Republique wandelen we terug langs het standbeeld van Generaal Léon César Faidherbe door de Rue du Molinel tot aan de Rue de Paris. Hier slaan we linksaf tot aan de Église St. Maurice. Hier op de plek van de huidige kerk zou in 287 de Romeinse legioensoldaat Mauritius de marteldood gestorven zijn. Er wordt later een kapel gebouwd, zoals vermeld in een geschrift uit 1066. De huidige Neo-Gotische kerk het resultaat van de vele verbouwingen sinds de Middeleeuwen vanaf de 14e eeuw tot de laatste aanpassingen in 1855. Het bouwwerk dankt zijn mooie homogeniteit aan Philippe Cannisié (1799-1877), stadsarchitect in Lille tussen 1849 en 1867, die de leiding heeft over de restauratie van de kerk. De kerk heeft vijf beuken van gelijke hoogte en lengte, waardoor ze net een 'Hallenkerk' is. Tijdens de Franse Revolutie verandert de kerk in een 'Temple de Raison' en wordt zo goed als volledig leeggeplunderd. De meeste kunstwerken in de Église St. Maurice zijn dan ook aan de kerk toegevoegd in de 19e eeuw. Zo hangen er enkele doeken van de Brugse schilder Jacques van Oost (1639-1713). De kerk heeft ook een glas-in-lood venster gewijd aan de priester Charles de Foucauld (1858-1916).

© L.A.W.V.VIA-VIA
Lille - Gare Lille - Flandres dakconstructie
Om de Église St. Maurice heen bereiken we aan de achterzijde de Place de la Gare. Hier staat de Gare Lille-Flandres, ingehuldigd op 14 juni 1846 bij het voltooien van de eerste spoorweglijn Parijs-Lille. Bij deze gelegenheid dirigeert de Franse componist Hector Berlioz (1803-1869) in de open lucht de apothéose uit zijn “Symphonie Funèbre et Triomphale” en in het stadhuis de enige opvoering tijdens zijn leven van zijn “Chant des Chemins de Fer”, een cantate, die hij speciaal voor deze gelegenheid geschreven heeft. Als 20 jaar later meer dan 850.000 mensen gebruik maken van de Ligne du Nord, bouwt de spoorwegmaatschappij Ligne du Nord een nieuw stationsgebouw tussen 1869 en 1892. Het wordt het oude Gare du Nord van Léonce Reynaud (1802-1880) in Parijs, dat steen voor steen naar hier gebracht wordt. Daarboven kwam een verdieping met het uurwerk. De nu nog bestaande stationshal is uit 1892 en geeft door het licht een prachtig effect.

Vanhier is het over de Avenue Le Corbusier nog slechts een klein stukje naar het moderne Lille: Euralille. In 1994 krijgt het Nederlandse OMA (Office for Metropolitan Architecture) de opdracht om een stedenbouwkundig masterplan voor Euralille te ontwerpen. Het architectencollectief van Rem Koolhaas gaat in de slag met het gebied tussen het oude Gare Lille-Flandres en het nieuw te bouwen Gare TGV Lille-Europe. Hij krijgt de opdracht de stad Lille, een industriestad met hoge werkloosheid, een centrale plaats op de kaart van het nieuwe Europa te geven door de bouw van vergader- en congresruimten, kantoren, hotels, winkels en vermaakscentra. Zo moet Lille door haar strategische ligging op de kruising van de TGV-lijnen die Parijs, Londen en Brussel met elkaar verbinden, het kruispunt van Europa worden. Dankzij die snelle TGV verbindingen bevinden de miljoenen inwoners van deze steden zich opeens heel dichtbij en zal Lille het centrum worden van een theoretische superagglomeratie.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Lille - Gare TGV Lille-Europe
Euralille bestaat uit verschillende onderdelen: de Triangle des Gares, het TGV-station, de Espace le Corbusier, een park en het Grand Palais (ook wel: Congrexpo). De Triangle des Gares is een ontwerp van Jean Nouvel en omvat winkels, kantoren, woningen en een theaterzaal. De Gare TGV Lille-Europe is van de hand van de architect van de Franse spoorwegen SNCF Jean-Marie Duthilleul, die de nadruk heeft gelegd op licht. Het is een glazen gebouw van 400 meter lang en 15 meter hoog.Boven dit station rijzen twee torens uit. Het zijn de Tour Credit Lyonnais van Christian de Portzamparc en de Tour Lilleurope van Claude Vasconi. Het park is een ontwerp van Gilles Clément. Binnen het stedenbouwkundig plan is OMA verantwoordelijk voor het ontwerp van het Grand Palais (1990-1994), een centrum voor congressen, exposities en grote (pop)concerten.

Het is een ware zwerftocht door het immense winkelcentrum Euralille met zijn verschillende verdiepingen waar meer dan 140 winkels zijn ondergebracht. Over het Place Mitterand bereiken we het Gare TGV Lille-Europe langs de Flower-Power sculptuur van de Japanse kunstenaar Yayoi Kusaman ter gelegenheid van Lille “Culturele Hoofdstad 2004”. Het is de moeite waard om even de aankomst of het vertrek van de TGV of de Eurostar te bekijken. We verlaten het Gare TGV Lille-Europe aan de zijde van de Place de l'Europe met het Parc Henri Matisse. In het stedenbouwkundig plan van het nieuwe Euralille ligt ook dit op het eerste gezicht onopvallende, acht hectaren grote stadspark. Het wordt omsloten door de Gare TGV Lille-Europe aan het Place de l'Europe, de Boulevard Carnot en de oude Porte de Roubaix. In het park staan zo'n 650 bomen en 12.000 heersters. Het Parc Henri Matisse geeft de indruk een vrij open vlakte te zijn, waarin oude elementen uit de stad zijn geïntegreerd en bestaat uit vier zones: de “Prairie du Boulingrin, het “Ile Derborence”, het “Bois des Transparances” en de “Jardin en Creux”.

© L.A.W.V.VIA-VIA
Lille - Porte de Roubaix
We verlaten het Parc Henri Matisse aan de westzijde door de Porte de Roubaix. Deze stadspoort is gebouwd in 1620, als Lille nog deel uitmaakt van de Spaanse Nederlanden. Ze wordt in de omwalling ingebouwd, na een nieuwe uitbreiding van de alsmaar uitdijende stad. De kantelen bovenaan verwijzen naar het nut van de poort als onderdeel in de verdediging van de stad. De twee zijdoorgangen van de poort worden pas in het begin van de 19e eeuw aangelegd. Het zijn doorgangen voor de tram. Fragmenten van de oude omwalling zijn nog intact en verwerkt in het Parc Henri Matisse, waar deze poort nu deel van uitmaakt. Onder de Porte de Roubaix door komen we in de Rue de Roubaix en keren zo terug naar het centrum bij de Opéra en de achterzijde van de Vieille Bourse. Als we hier een van de 4 toegangspoorten tot de binnenplaats nemen, kunnen we aan de zuidzuide terugkeren op de Place Charles de Gaulle, het vertrekpunt van onze stadswandeling.

Charles Aerssens

Deze wandeling is met de grootst mogelijke zorg samengesteld. Maar ten aanzien van wijzigingen of onvolledigheden in de tekst kan geen aansprakelijkheid worden aanvaard.

GIDSEN:

- Capitool Reisgidsen: Frankrijk, ISBN 90-410-1806-9
- ANWB Goud, Picardië - Nord-Pas de Calais, ISBN 90-18-02175-X



Lange Afstand Wandelvereniging "VIA-VIA".

Gegenereerd op 21-03-2007 door C.P.J. Aerssens